afbeelding: Pollenkrans van Els in februari

1. Waar komt uw fascinatie voor optische verschijnselen vandaan?

Ik raakte in mijn kinderjaren al geboeid door de fenomenen van licht en donker, zon en maan, wind en wolken. Toen ik twaalf jaar was hield ik al een dagboek bij van het weer, de temperatuur en de stand van de barometer. Die had ik voor mijn verjaardag gekregen. Maar meer nog dan door het kijken op metertjes was ik gefascineerd door de verrassingen die de wolken- en sterrenluchten te bieden hadden. Zo kwam ik stilaan op het spoor van regenbogen en haloverschijnselen. Dat ik daar echt een specialisatie van ging maken, gebeurde nadat ik een lezing had bijgewoond van prof. Marcel Minnaert in 1969 in Amsterdam (waar ik toen woonde). Minnaert is de auteur van het bekende boekentrio ‘De natuurkunde van ’t vrije veld’. Sindsdien waren optische verschijnselen de kern van mijn natuurbelangstelling. Vanaf 1972 werd ik het centrale meldpunt van het toen opgerichte netwerk van waarnemers van optische verschijnselen in Nederland. Dat ben ik nadien gebleven tot op de dag van vandaag. De waarnemingen worden maandelijks gepubliceerd in het blad ‘Weerspiegel’. In 2023 is mijn boek ‘Optische verschijnselen in Nederland’ verschenen dat een compleet naslagwerk is van alle Nederlandse waarnemingen in die meer dan vijftig jaar. Daaronder zijn ook waarnemingen van zogeheten pollenkransen.

2. Wat zijn de belangrijkste soorten optische verschijnselen?

Je kunt de verschijnselen het eenvoudigst indelen naar het soort deeltjes die ze doen ontstaan. Die deeltjes zweven in de lucht. Neem nu waterdruppels. Die veroorzaken het optische verschijnsel dat echt iedereen kent: de regenboog. Maar een andere keer zijn er geen waterdruppels in de dampkring maar ijskristallen. Die veroorzaken weer andere optische verschijnselen, de zogeheten halo’s zoals een kring om de zon en de bijzonnen. Damp en vulkanische stofdeeltjes brengen soms fel gekleurde rode zonsondergangen teweeg. En op een warme autoweg in de zon zie je soms ‘waterplassen’ in de verte terwijl het helemaal niet regent. Dat is een geval van ‘fata morgana’, de bekende luchtspiegeling. Zo kunnen ook pollen in de lucht tot zekere lichteffecten leiden. Er zijn nog veel meer optische verschijnselen. Ze staan allemaal beschreven in het boek.


afbeelding: Pollenkrans van Berk in april


3. Op welke manieren verschillen kransen veroorzaakt door pollen van die veroorzaakt door andere deeltjes zoals waterdruppels?

Waterdruppels zijn altijd rond en de kransen die we zien in wolken zijn in beginsel dan ook altijd rond. Die kransen zijn alleen te zien als er dunne bewolking voor de zon of de maan langs trekt en we kunnen ze bijna dagelijks zien. Het verschil met de kransen die aan pollen worden gevormd is tweeledig. Ten eerste verschijnen pollenkransen in een volmaakt wolkenloze lucht (dan toch in ieder geval in het gebied rondom de zon). Ten tweede zijn pollen doorgaans ietsje groter dan wolkendruppeltjes waardoor het krans-effect kleiner is. En omdat de meeste stuifmeelkorrels niet zonder meer zuiver rond zijn nemen pollenkransen ook enigszins afwijkende vormen aan – vaak een beetje elliptisch.

4. Heeft u zelf wel eens optische verschijnselen gezien veroorzaakt door pollen?

Ik - en andere waarnemers van ons waarnemingsnetwerk - neem ieder jaar wel pollenkransen waar, al verschilt het aantal waarnemingen sterk van jaar tot jaar. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de weersomstandigheden. Het meest worden pollenkransen gezien bij zonnig en droog weer met een beetje wind: op van die typische helderblauwe voorjaarsdagen. Pollenkransen worden sowieso alleen gezien in de periode februari tot en met mei. Daarna zijn de pollen er natuurlijk nog wel, maar dan heb je zóveel verschillende soorten stuifmeelkorrels tegelijk dat ze elkaars specifieke lichteffect overlappen. Dan rest alleen nog een diffuse plek van sterk strooilicht rond de zon.

5. Krijgt u veel meldingen van pollenkrans-waarnemingen?

Het aantal dagen waarop pollenkransen gemeld worden varieert van jaar tot jaar. In een warm en droog voorjaar worden ze vaker gezien dan in een koele en vochtige lente. En de frequentie verschilt ook per soort pollen. Soms worden er al in eind februari kransverschijnselen gezien die zijn gevormd door elzen- of hazelaarpollen. In april zijn het de berkenpollen die opvallende en sterk gekleurde kransen om de zon (en soms zelfs de maan!) teweeg brengen. En in mei zijn het de pollen van dennen en sparren die de gekleurde ringen doen ontstaan. Daarna worden geen pollenkransen meer gezien omdat er dan teveel soorten pollen tegelijk in de lucht komen.


Afbeelding: Stuifmeelkorrel van de Berk in april


6. Is de lichtbreking van alle soorten pollen hetzelfde?

Pollenkransen ontstaan alle op dezelfde manier, namelijk door buiging van lichtstralen aan de randen van de stuifmeelkorreltjes. Daardoor komt zonlicht een klein stukje ‘naast de zon’ te staan. De gebogen lichtstralen ondergaan daarbij zogeheten interferentie waarbij de kleuren van het licht elkaar afwisselend versterken of uitdoven. Het uiteindelijke effect is een kleine en gekleurde ring om de zon.

7. Welke soorten pollen zorgen voor de mooiste en duidelijkste optische effect?

De sterkste pollenkransen zijn waargenomen in pollen van de berk in april en van dennen en sparren in mei. Omdat de pollen gelijkvormig en zo gelijk van grootte zijn, zijn de pollenkransen heel sterk gekleurd.


Afbeelding: Pollenkrans naaldbomen in mei.


8. Pollen worden door analisten van pollentelstations handmatig en soms automatisch geteld. Op basis van deze tellingen kun je zien welk soort pollen er in de lucht zweeft. Zou je alleen op basis van een optisch effect in de lucht ook iets kunnen zeggen over deze pollenmix?

Het is moeilijk aan de hand van optische effecten vast te stellen hoeveel van welk soort pollen er tegelijkertijd in de dampkring zweeft. Aan pollenkransen kunnen we weliswaar zien welke soort pollen aanwezig is, maar je kunt er niet uit afleiden in welke hoeveelheden of verhoudingen ze aanwezig zijn.

9. Zou je op basis van een optisch effect veroorzaakt door pollen iets kunnen zeggen over de concentratie?

Je kunt ruwweg stellen dat bij minder pollen het kransverschijnsel zwak blijft en dat bij veel pollen het kranseffect sterker te zien is. Waarneming van die sterktevariaties blijft echter een subjectieve component bevatten en leent zich vooralsnog niet voor kwantitatieve bepaling.

10. Waar moeten mensen op letten als ze zelf een pollenkrans willen zien? Welke omstandigheden zijn ideaal?

Een pollenkrans zit als een gekleurd ringetje VLAKBIJ de zon. Het is maar een heel klein verschijnsel. Om hem te zien moet je om te beginnen een donkere zonnebril opzetten, en dan vervolgens op een plek gaan staan vanaf waar je de zon nét achter een dakrand, schoorsteen of straatlantaren verscholen ziet. De kans om het verschijnsel te zien is wanneer het droog en helder voorjaarsweer is met heldere zonneschijn en geen wolkje aan de lucht. De kans is groter bij oostelijke wind dan wanneer de wind uit het noordwesten waait. De beste maanden zijn april en mei.


Over de pollenkrans en de vele andere optische verschijnselen die we kunnen zien kunt u nog veel meer lezen in het boek ‘Optische verschijnselen in Nederland’  dat in 2023 is verschenen bij uitgeverij Noordboek. Het is verkrijgbaar (en anders eenvoudig te bestellen) bij de boekhandel. De auteur verzorgt ook lezingen over dit onderwerp. Zie www.pphv.nl