Plaatsingsdatum 01-06-2023, bijgewerkt op 21-08-2023

De titel van het onderzoek is: "Attributing long-term changes in airborne birch and grass pollen concentrations to climate change and vegetation dynamics". Oftewel: Langetermijnveranderingen in berken- en graspollen concentraties in de lucht toeschrijven aan klimaatverandering en vegetatiedynamiek 


1.    Waarom is gekozen voor 4 variabelen in het onderzoek? Zowel berken als grassen als klimaatverandering en vegetatiedynamiek? 

Antwoord: We zijn het verst gevorderd in het modelleren van pollen afkomstig van grassen en berken en we kunnen terugvallen op 40 jaar aan pollenwaarnemingen in Belgïe. Daarnaast is de hoeveelheid stuifmeel in de lucht direct afhankelijk van het weer en van de aanwezigheid en dichtheid van de specifieke flora. 

2.    Wat is vegetatiedynamiek? 

Antwoord: Wat wij hiermee bedoelen is dat de aanwezigheid en dichtheid van grassen en berken en de hoeveelheid pollen die ze kunnen uitstoten veranderlijk is. Bijvoorbeeld kunnen er over al de pollenseizoenen voor een bepaalde plaats meer of minder grassen aanwezig zijn die meer of minder stuifmeel vrijmaken. We kunnen niet zomaar uitgaan van vaste waarden. 

3.    Welke datasets zijn gebruikt voor het onderzoek? 

Antwoord: Onze datasets zijn gebasseerd op vrij beschikbare Europese kaarten met de locaties en dichtheden van berken en grassen die we geactualiseerd hebben met plaatselijke inventarisatiegegevens uit Vlaanderen en Wallonië. De verandering van de stuifmeelbronnen in de tijd werd gerealiseerd door deze geactualiseerde kaarten met satellietgevens te koppelen in het BRAIN project RetroPollen gefinancieerd door Belspo. 

4.    Welke modellen en methodes zijn gebruikt voor het onderzoek? 

Antwoord: Het basismodel om stuifmeelconcentraties te berekenen is SILAM. Dit model is afkomstig van onze Finse collega’s. Zij beschikken over een uitgebreide kennis en ervaring in het operationeel gebruik van dit model voor luchtverontreiniging van menselijke en biologische aard. We paste dit model toe voor België gebruikmakend van meteorologische data van het ECMWF en met kaarten van berken en grassen. Voor elke modelgridcel konden we dan beschikken over een lang tijdreeks aan stuifmeelconcentraties van berken en grassen in de lucht nabij het oppervlak. Het is die lucht die we inademen. Via een statistische data-analyse leidden we de tendensen van de hoeveelheid stuifmeel in de lucht af. Doordat we gebruikmaken van een model konden we modelscenarios draaien om na te gaan of de tendensen aangestuurd worden door de verandering in het weer, of door veranderingen in de vegetatie, of door beide invloeden. 

5.    Op welke periode heeft het onderzoek betrekking? 

Antwoord: Het pollentransportmodel SILAM draaide voor de periode 1982-2019 voor stuifmeel van berken en grassen. In België hebben we dagelijkse pollenwaarnemingen beschikbaar sedert 1982 voor Elsene in het Brussels Gewest. Aan de kust, in De Haan, hebben we data vanaf 1984. Een periode van bijna 40 jaar is voldoende lang om veranderingen in klimaat te kunnen waarnemen. 

6.    Zijn er veranderingen gevonden in berkenpollenconcentraties die specifiek toe te schrijven zijn aan klimaatverandering? 

Antwoord: Uit het modelscenario voor de periode 1982-2019 met een vaste berkenkaart (alle seizoenen dezelde kaart) konden we afleiden dat door veranderingen in het klimaat het aantal berkenpollen in de lucht toeneemt voor België, hetgeen bevestigd wordt door de waarnemingen in Elsene. 

7.    Zijn er veranderingen gevonden in berkenpollenconcentraties die specifiek toe te schrijven aan de vegetatiedynamiek? 

Antwoord: Door veranderingen in de aanwezigheid en dichtheid van berken gedurende 38 jaar te isoleren in het model, konden we afleiden dat de hoeveelheid berkenpollen in de lucht afneemt. Deze afname wordt echter ruim overtroffen door de invloed van de veranderingen in het weer op de hoeveelheid berkenstuifmeel. Netto leidt dit tot een stevige toename. 

8.    Zijn er veranderingen gevonden in graspollenconcentraties die specifiek toe te schrijven aan klimaatverandering? 

Antwoord: Kijken we enkel naar het invloed van het weer, dan neemt de hoeveelheid grassenpollen toe in België. Dit weten we uit de modelberekeningen voor grassenpollen met een vaste grassenkaart voor de periode 1982-2019. 

9.    Zijn er veranderingen gevonden in graspollenconcentraties die specifiek toe te schrijven aan de vegetatiedynamiek? 

Antwoord: Isoleren we de veranderingen van stuifmeeluitstoot door grassen tijdens de periode 1982-2019, dan detecteren we een sterke afname die veel groter is dan de toename door klimaatsverandering. Echter, pollenwaarnemingen na 2019 suggereren dat de dalende trend afneemt. Gedurende de laatste sezoenen zijn er opnieuw meer grassenpollen in de lucht waargenomen. 

10.    “Klimaatverandering” is een optelsom van verschillende weerselementen. Naar welke weerselementen is in dit onderzoek gekeken? 

Antwoord: Klimaatsveranderingen zijn het resultaat van veranderingen in een combinatie van meteorologische factoren over een langere periode. In dit onderzoek hebben we verschillende meteorologische variabelen bekeken. Er is vooral een toename in de temperatuur en instraling en een afname van neerslag en windcomponenten aan het oppervlak tijdens het berkenpollenseizoen. Tijdens het grassenseizoen is er een sterke stijging van de tempertuur en instraling en een vermindering in de neerslag.   

11.    Kun je een aantal concrete veranderingen in specifieke weerselementen benoemen die zorgden voor verhoging of verlaging van de concentraties graspollen? 

Antwoord: Een toename van de luchttemperatuur en minder neerslag verhoogt het aantal pollen in de lucht bij onveranderde toestand van grassen. 

12.    Kun je een aantal concrete veranderingen in specifieke weerselementen benoemen die zorgden voor verhoging of verlaging van de concentraties berkenpollen? 

Antwoord: Bij een constante bron van berkenpollen, verhoogt de hoeveelheid berkenpollen in de lucht bij toename van de luchtemperatuur en afname van neerslag. 

13.    In Japan heeft men veel last van Cederpollen omdat daar (door mensen) vroeger enorme hoeveelheden Cederbomen zijn aangeplant om te gebruiken als bouwhout. Speelt iets dergelijks ook bij de Berken? En kan het omvormen van monotone bossen in een gevarieerder bos bijdragen aan een lagere pollendruk? 

Antwoord: Het massaal aanplanten van nieuwe boomsoorten kan inderdaad de ontwikkeling van nieuwe pollenallergieën beïnvloeden. Er zijn nu bijvoorbeeld meer mensen die een allergie ontwikkelen tegen pollen van de plantaan. Dit is een boomsoort die veelvuldig in steden werd aangeplant. Ook grassen en kruidachtigen die naar het noorden oprukken door de klimaatsverandering kunnen zorgen voor nieuwe pollenallergiën. Bevatten bossen een bredere waaier aan boomsoorten, dan kunnen potentieel meer soorten pollenallergiën ontstaan. Maar met meerdere boomsoorten in een bos, zijn er minder stammen per boomsoort. Bijgevolg zou er ook minder uitstoot van stuifmeel van dezelfde boomsoort zijn. 

14.    Wat is de verwachting voor de komende 10-15 jaar voor de graspollenconcentraties? 

Antwoord: We beschikken niet over een kristallen bol om in de toekomst te kijken. Dus er is altijd veel onzekerheid. Baseren we ons op de huidige klimaatprojecties en met de huidige kennis van het pollentransport, dan verwachten we een toename van stuifmeel in de lucht. De vraag is in welke mate de dynamiek van de pollenbronnen (de grassen en berken) gaat veranderen. Komen er meer grassen in de toekomst, dan is de kans ook groter dat er meer grassenpollen worden uitgestoten. Vermindert het aantal berken, dan is er ook minder berkenstuifmeel, maar indien windpatronen veranderen dan kunnen meer berkenpollen uitgestoten in Centraal- en Oost-Europa ons bereiken.


Afbeelding :(a) Ruimtelijke verdeling van areale berkenboomfracties (percentage) in België op basis van bosinventarisatiegegevens (b) Vergelijkbaar, maar voor grassen uitgedrukt als de hoeveelheid uitgestoten stuifmeel (tellingen). Bron: Attributing long-term changes in airborne birch and grass pollen concentrations to climate change and vegetation dynamics 


Willem Verstraeten werkt bij het Belgische KMI, het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België, als wetenschapper aan internationale onderzoeken op het gebied van pollen. https://www.meteo.be/nl/weer/verwachtingen/stuifmeelallergie-en-hooikoorts

Attributing long-term changes in airborne birch and grass pollen concentrations to climate change and vegetation dynamics. Willem W. Verstraeten a, Nicolas Bruffaerts b, Rostislav Kouznetsov c, Letty de Weger d, Mikhail Sofiev c, Andy W. Delcloo a

https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S1352231023000699


Meer lezen over dit onderwerp?

Marinka Wagemans heeft voor het programma DIT een uitgebreid interview gehouden met Maurices Martens, bioloog van Flora van Nederland, en Letty de Weger van het pollentelstation in Leiden.

Help: wordt hooikoorts erger door klimaatverandering? >>